some_text
 

Kaaspakhuis in het zuiderzeemuseum

Het pakhuis uit Landsmeer werd gered en in zijn geheel over water naar het buitenmuseum vervoerd.

Vroeger:                                                                                                                                                   

Een kaaspakhuis vormde een belangrijke schakel tussen boer en middenstand. De producten van de boer konden er rijpen om ze daarna te verkopen aan detailhandelaren. Tot ver in de twintigste eeuw lagen de kaaspakhuizen vol met onder andere Goudse kazen en de bekende Edammertjes uit Noord-Holland. Ze lagen te rijpen op talloze rijen houten planken. De stellingen, waarin de kazen regelmatig omgekeerd moesten worden om schimmel te voorkomen, vormden tegelijkertijd de constructie van de pakhuizen. In de lange zijgevels van de pakhuizen bevinden zich reeksen vensters, waarmee de ventilatie in de pakhuizen geregeld werd om het rijpproces te bevorderen. Door middel van de luiken voor de vensters, kon het directe zonlicht geweerd worden.                                                                                                                                    

De Kaashandel.                                                                                                                              

Koeien produceerden enorme hoeveelheden melk op het vruchtbare gras van de Beemster. In een tijd dat er nog geen koelwagens bestonden, moest de melk binnen een paar uur op de plek van bestemming zijn, anders werd hij zuur. De Beemster lag net te ver van Amsterdam af om verse melk aan de stad te leveren, dus dat gebeurde vanuit de dorpen in Waterland. Vandaar dat de boeren uit de Beemster hun melkoverschot omzetten in boter en kaas en zo gingen ze zich toeleggen op de kaashandel.